Het mediabeleid moet zich niet meer concentreren op afzonderlijke media als televisie, kranten en radio, maar juist op maatschappelijke functies zoals nieuws, opinievorming, achtergrond, amusement en kunst en cultuur. Programma’s daarover kunnen dan ook op de publieke netten worden uitgezonden door maatschappelijke en commerciële partijen. Dat stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in het adviesrapport ‘Focus op functies, uitdaging voor een toekomstbestendig mediabeleid’.
De kern van het publieke bestel dat de Raad voorstelt, is de dagelijkse nieuwsvoorziening, gebracht door een onafhankelijke
partij. In de ogen van de WRR de kerntaak van de toekomst voor de Publieke Omroep. Omdat de vrije nieuwsgaring een fundamenteel beginsel is, vindt de Raad bewaking en verdere versterking van de professionaliteit van de beroepsgroep van belang. De professionaliteit van de journalistiek staat door de overheid zelf en door de commercialisering in de mediawereld toch al sterk onder druk.
De belangrijkste punten zijn:
– In het publieke bestel moet het voor zowel publieke als private partijen mogelijk worden programma’s te gaan uitzenden, eventueel in samenwerking met elkaar, zogeheten cross-media ownerships.
– De overheid moet zich in het nieuwe medialandschap vooral richten op de maatschappelijke functies als nieuws, opinie en achtergrond en kunst en cultuur. De overheid moet er voor waken dat die functies goed worden vervuld. Waar dat niet gebeurt kan de overheid subsidie geven voor het maken en uitzenden van programma’s met die inhoud.
– Voor de hele mediasector moet een nieuwe toezichthouder komen die er onder andere op toeziet dat er voldoende verscheidenheid is in het aanbod in de media en van aanbieders. Dit geldt in het bijzonder voor de onafhankelijke en kwalitatief hoogwaardige voorziening van nieuws en actualiteit.
– Een Europees mediabeleid is op den duur noodzakelijk. Het beleid ten aanzien van het toezicht op mededinging moet op Europees niveau meer specifiek voor mediamarkten worden geformuleerd. Nationale toezichthouders moeten daarom binnen de Europese afspraken gaan werken.
– De journalistiek beroepsgroep moet een stevig orgaan opzetten waar mediapartijen ter verantwoording kunnen worden geroepen. De Raad voor de Journalistiek zou in de ogen van de WRR de partij kunnen zijn om te verbeteren, te versterken en ondersteunen.
– Er moet een breed onderzoek komen naar het verbeteren van de rechtspositie van mensen, partijen of andere organisaties die door de media benadeeld kunnen worden. Daarin moet ook nadrukkelijk worden gekeken naar mogelijkheid van het straffen van mediapartijen en of dat zinvol is.
– Binnen het hoger onderwijsbeleid moet bijzondere aandacht komen voor het verbeteren van de opleidingen voor journalistiek.