De tune is niet dood maar heeft zijn beste tijd gehad. Dat zeggen de journalisten Benno Roozen en Jelle Boonstra. De programmamaker van tegenwoordig heeft volgens hen niets meer te maken met de tune. Tot in de jaren tachtig zocht de dj zijn eigen muziekjes, liefst zo onbekend mogelijk. “Dat veroorzaakte misschien chaos maar het was wel karakteristiek”, stelt Roozen. “Nu is de tune een afgevlakt onderdeel van een gelikte huisstijl. Zo’n strak format is dodelijk.”
Beide heren groeven, bewaarden en archiveerden zo’n 2400 radiotunes uit heden en verleden en smeedden het tot het Tunesboek. Ze hebben samen het Genootschap Radiojingles en -tunes opgezet. Zeggen dat je van het Genootschap bent had net even meer effect dan de vele telefoontjes van ene Jelle Boonstra of Benno Roozen op zoek naar een radiojingle. “Om van ons af te zijn, zetten de dj’s ons soms op een dwaalspoor. Maar sinds het Genootschap worden we serieus genomen.” Het boek wordt vandaag gepresenteerd.
Jelle Boonstra (1957) en Benno Roozen (1959) ontmoetten elkaar bij het voormalig dagblad De Stem. Boonstra is 22 jaar journalist bij De Stentor, een van de Wegenerkranten, en Roozen werkt als rtv-journalist, onder meer voor Omroep Brabant. Zij vonden elkaar meteen in hun gekte.
Het verzamelen van radiotunes bleef bij hen niet beperkt tot puberale kronkel. “Dit boek heeft bestaansrecht”, stelt Roozen eenvoudig vast. “Over alles is een boek gemaakt tot de achterpoten van de Coloradokever. Maar een boek over radiotunes was er nog niet. En alleen wij kunnen dit in kaart brengen. Het moest gebeuren.”
Hun grote Tunesboek dat deze week uitkomt, bevat ruim 2400 herkenningsmelodietjes of zoals de Belgen zeggen ‘kenwijsjes’. Van 1912 tot heden. Het boek is vooral een naslagwerk, een encyclopedische verzameling van feiten gelardeerd met stemmige en opmerkelijke wetenswaardigheden.
“Een goede tune is vrolijk en vol verwachting. Je krijgt zin om verder te luisteren”, schetst Boonstra opgewekt en hij imiteert de Veronica Top 40-tune. “Ta Tata Tatatatatatataaa ?Blue Tango uitgevoerd door Sid Ramin.” Een van de aardigste anekdotes volgens het tweetal. “Het nummer is geschreven door Leroy Anderson. Hij had dan ook de rechten van de plaat. Maar het intro, dat in de tune belandde, was van Ramin zelf. Toen hij vorig jaar op de hoogte werd gesteld van het grote succes zei hij: Had ik het nou maar als twee separate delen laten registreren. Ik zal er nog lang over jammeren.”
Het boek rept afwisselend over ’tunes’ en ‘jingles’. Voor insiders gesneden koek maar voor de leek minder duidelijk. “Een tune is praktisch altijd instrumentaal. Het is een herkenningsmelodie van programma of zender”, vertelt Roozen. “En een jingle is per definitie gezongen.
Het Tunesboek schreeuwt om een bijbehorende cd want veel melodietjes komen bovendrijven, maar heel veel ook niet. “Dat is de reden waarom het boek zo laat uitkomt”, vertelt Roozen. “We hebben alles gedaan wat in onze mogelijkheden ligt. Maar de rechten van de tunes liggen bij muziekmaatschappijen. Als Universal of EMI meewerkt, gaat het lukken. De cd ligt persklaar, alles is gereed.” [Stentor]