De rol van regionale omroepen als calamiteitenzenders moet professioneler, moderner en op onderdelen scherper. De overheid dient niet alleen de radio in te zetten, maar ook de televisie in geval van een calamiteit. Dat is het advies van een commissie onder leiding van burgemeester Helmer Koetje van Twenterand.
In opdracht van het IPO formuleerde de commissie een visie op de communicatie bij rampen en de rol van de publieke regionale omroepen daarin. Koetje overhandigde het rapport ‘Met beeld en beleid’ maandag aan Hans Alders, commissaris van de koningin in Groningen, die bij het IPO belast is met veiligheid en handhaving.
De overheid roept bij een ramp de bevolking op naar de regionale radiozender te luisteren, die de bevolking informeert en instrueert. De commissie-Koetje concludeert dat in deze tijd de radio alleen niet meer voldoet, maar dat ook andere communicatiemiddelen moeten worden ingezet. De televisie ligt daarbij het meest voor de hand.
Het moet volstrekt duidelijk zijn wanneer sprake is van officiële berichtgeving en wanneer de regionale omroep zijn ‘gewone’ werk doet, aldus de commissie. Zij doet hiervoor een aantal aanbevelingen en formuleert een aantal kwaliteitseisen voor de zenders. De regionale omroepen dienen ook betrokken te worden bij rampenoefeningen.
De kosten die de omroepen moeten maken, vallen volgens de commissie onder het veiligheidsbeleid en komen derhalve voor rekening van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Alders heeft het advies doorgegeven aan minister Remkes.