De Nederlanderlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) vindt het besluit om geen extra geld beschikbaar te stellen aan de regionale omroepen om bij calamiteiten als rampenzender te functioneren, een slechte zaak. Minister Ter Horst bepaalde afgelopen week dat het niet nodig is extra middelen beschikbaar te stellen omdat bij rampen en calamiteiten primair de regionale radio als rampenzender ingezet wordt. "Daarmee gaat de minister voorbij aan de realiteit", zo stelt secretaris Marc Visch van de NVJ, "De laatste jaren is gebleken dat met name bij grote calamiteiten en rampen televisie, teletekst en internet uitstekende instrumenten zijn om de bevolking te informeren."
De NVJ stelt dat de minister met dit besluit voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten. "De minister weet ook dat de regionale omroepen juist die andere media ook zullen inzetten. De omroepen werken multimediaal en zullen wat betreft de officiële calamiteiteninformatie geen onderscheid tussen media maken." De NVJ is bang dat de omroepen daarmee middelen moeten inzetten die bedoeld zijn voor de vervulling van hun onafhankelijke journalistieke taak.
In 2005 onderzocht een commissie onder leiding van Helmer Koetje in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en het IPO de overheidscommunicatie tijdens rampen en de rol van de regionale omroepen als rampenzenders. "De commissie onderkende toen al het belang van televisie bij de bestrijding van rampen", aldus Marc Visch. "De commissie stelde bovendien dat daar een passende vergoeding tegenover zou moeten staan. De minister gooit met dit besluit dat rapport dus in de prullenbak."