Voor tweederde van de EO-leden is het geloof de afgelopen jaren veranderd: van weten naar vertrouwen, van moeten naar mogen en van opvattingen en regels naar de persoonlijke relatie met Christus. Dat blijkt uit onderzoek dat in opdracht van de Evangelische Omroep is uitgevoerd door socioloog Wim Dekker en psycholoog Wilfred Vollbehr, ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de publieke omroep.
Bijna duizend leden, met een gemiddelde leeftijd van 49 jaar, hebben aan het onderzoek meegewerkt, dat naderhand De verlegenheid voorbij is betiteld. Zij beantwoordden vragen over de inhoud en beleving van hun geloof, over hun persoonlijke liturgie en levensstijl. De resultaten worden woensdag op een congres in Lelystad gepresenteerd, maar kwamen gisteren al voor een deel naar buiten door een voorpublicatie in de EO-uitgave Christenen in Contact (CC).
In het rapport zelf stellen de auteurs, beiden verbonden aan de Christelijke Hogeschool Ede, dat de recente geloofsveranderingen passen in het beeld dat zich tien jaar geleden al aftekende bij een soortgelijk onderzoek onder de EO-achterban, De boodschap en de kloof. Toen telde de omroep ruim 600.000 leden, tegenover nu ongeveer 500.000.
Dekker en Vollbehr omschrijven de huidige leden als zelfbewuste gelovigen, die het geloof ervaren als betekenisvol en levend. Het gaat om een traditie “die men zelf verder voortzet, zelfbewust en met overtuiging.” Uit het onderzoek blijkt dat 98 procent van de ondervraagden het geloof van grote betekenis acht in hun leven, 95 procent rept van invloed op het leven van alledag.
In vergelijking met tien jaar geleden gelooft een groter deel van de ondervraagden dat de Bijbel van kaft tot kaft Gods onfeilbaar Woord is. In 1997 geloofde 33 procent dat, tegen nu 42 procent. Een soortgelijke stijging is te zien bij het geloof dat God de aarde in zes dagen van 24 uur heeft geschapen. Nu gelooft 61 procent van de EO-leden dat, tegen 53 procent tien jaar geleden.
Bij 54 procent van de ondervraagden is twijfel aan God afgenomen. In totaal zegt 85 procent niet onderhevig te zijn aan twijfel aan het bestaan van God en aan zijn liefde en almacht, zij het dat 37 procent soms wel twijfelt of ze persoonlijk door God aanvaard zijn. En bij een confrontatie met lijden ervaart 78 procent juist steun van het geloof. De onderzoekers concluderen dat het geloof vaster lijkt te staan dan in 1997.
De onderzoekers concluderen ook dat de kerk opmerkelijk hoog gewaardeerd wordt. Voor negentig procent zijn kerkdiensten van groot belang voor het onderhouden van het geloof, naast gesprekken daarover met familie en vrienden (ook 90 procent) en stille tijd (80 procent). Tachtig procent zegt toch naar de kerk te gaan als hij geen zin heeft, en ongeveer tweederde bidt en leest uit de Bijbel op momenten dat de motivatie daarvoor laag is. Tachtig procent geeft aan dat de voorganger een goede invloed heeft of had op het eigen geloof. [ND]