De Europese Commissie begint een tweede onderzoek naar de financiering van de publieke omroep, dit schrijft het NRC. Ze onderzoekt nu ook de bijdragen die het rijk jaarlijks aan de publieke-omroeporganisaties geeft. Ook gaat de Commissie na of door het Commissariaat voor de Media, de toezichthouder op het omroepbestel, in de praktijk daadwerkelijk doeltreffend toezicht wordt gehouden.
Dat staat in de beslissing van de Europese Commissie om een procedure te beginnen tegen de Nederlandse regering wegens de sinds 1992 verleende incidentele staatssteun. Dat onderzoek is vorige maand aangekondigd, waarbij de Commissie bekendmaakte dat de publieke omroep mogelijk zo’n 110 miljoen euro ten onrechte heeft ontvangen uit ‘aanvullende financiering’.
Het tweede onderzoek heeft betrekking op de reguliere financiering van de publieke omroep. Uit de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Welzijn krijgt de publieke omroep een jaarlijkse rijksbijdrage, in 2003 was dat 658,8 miljoen euro. Daar komt 213 miljoen euro aan STER-gelden (radio en tv-reclame) bij. Aanleiding voor de onderzoeken zijn klachten over concurrentievervalsing in 2002 van RTL, SBS en Vestra (verenigde commerciële omroepen) en de Nederlandse Dagbladpers (NDP).
De Commissie schrijft dat de incidentele staatssteun afgelopen jaren (477 miljoen euro) niet in zijn geheel gerechtvaardigd is. De Commissie concludeert dat er geen economische redenen zijn voor het Fonds Omroepreserve en wijst op de opgelopen reserves van de individuele verenigingen. De beschikbare bedragen in het fonds en in de reserves zijn, volgens de Commissie, een indicatie voor de aanzienlijke overcompensatie. Die overcompensatie wordt geschat op 110 miljoen euro.